Elke ouder of professional ziet het: geen twee kinderen met autisme zijn hetzelfde. Hun interesses, gevoeligheden en leerstijlen lopen net zo uiteen als bij andere kinderen, alleen voelen verschillen vaak intenser aan. Daarom rijst al snel de vraag: hoe bepaal je welke aanpak werkt bij een kind met autisme? Een strategie die voor de één geweldig uitpakt, kan bij de ander nauwelijks effect hebben. In deze blog lees je hoe je stap voor stap ontdekt wat wél werkt voor jouw kind en waarom visuele hulpmiddelen zoals pictogrammen daarbij een sleutelrol spelen.
Hoe bepaal je welke aanpak werkt bij een kind met autisme?
Voordat je een nieuw hulpmiddel of routine introduceert, is het belangrijk eerst goed in kaart te brengen wat er nu gebeurt. Zonder die basis kan geen enkele methode écht worden afgestemd op de behoeften van jouw kind. Daarom start elke succesvolle aanpak bij één simpele, maar krachtige stap: observeren.
1. Observeer zonder oordeel
Begin met kijken en noteren: wanneer bloeit je kind op en wanneer loopt de spanning op? Let op prikkels (geluid, licht, geur), sociale situaties en overgangen tussen activiteiten. Dit ‘logboek’ laat patronen zien die je anders misschien over het hoofd ziet. Door objectief te kijken, voorkom je snelle conclusies als “Mijn kind houdt niet van buitenspelen” terwijl het misschien alleen de drukte op het plein is die problemen geeft.
2. Betrek je kind bij het proces
Veel kinderen met autisme voelen zich sterker en veiliger als ze zelf inspraak hebben. Laat je zoon of dochter kiezen uit twee opties: “Wil je nu spelen of eerst een boek lezen?” en gebruik daarbij bijvoorbeeld eenvoudige pictogrammen. Zo leer je wat je kind prettig vindt én vergroot je het gevoel van controle. Vergeet niet om successen ook te benoemen: een kort compliment als “Goed dat je zelf het pictogram hebt gekozen” motiveert meer dan een uitgebreid verhaal.
3. Test gericht één verandering per keer
Zodra je patronen ziet, voer dan telkens slechts één nieuwe aanpak in om te bepalen of dit werkt bij jouw kind met autisme. Zet bijvoorbeeld pictogrammen voor het ochtendritueel op een magneetbord en hou dat een week vol. Meet daarna het verschil: is er minder stress of moet je nog iets aanpassen? Door niet tien dingen tegelijk te wijzigen, weet je precies welke verandering het effect veroorzaakt. Dat voorkomt frustratie bij jou én bij je kind.
4. Maak abstracte informatie visueel
Voor veel kinderen met autisme zijn woorden alleen niet genoeg. Pictogrammen bieden structuur zonder extra prikkels en maken abstracte concepten concreet. Denk aan picto’s voor ‘opstaan’, ‘school’, ‘buitenspelen’ of ‘lunch’. Omdat onze pictogrammen prikkelarm ontworpen zijn, leiden ze niet af van de boodschap. Je kind ziet in één oogopslag: dit is nu en dat komt straks. Dat vermindert onzekerheid en helpt bij zelfstandigheid.
5. Evalueer en pas aan
Zelfs als een methode eerst goed lijkt te werken, kan dat na verloop van tijd veranderen. Groei, nieuwe interesses of andere schooltijden hebben invloed op wat jouw kind nodig heeft. Plan dus regelmatig een korte evaluatie: “Werkt het bord nog voor je? Zullen we een nieuw pictogram toevoegen of iets weghalen?” Zo blijft de aanpak afgestemd op de actuele behoefte van je kind en voorkom je dat oude routines nieuwe stress veroorzaken.
Hoe bepaal je welke aanpak werkt bij een kind met autisme? Ontdek het in onze gratis gids!
De kern van hoe je bepaalt welke aanpak werkt bij een kind met autisme is maatwerk: goed kijken, klein beginnen, visueel ondersteunen en blijven bijsturen. Pictogrammen zijn daarbij geen wondermiddel dat alles oplost, maar wél een bewezen tool om duidelijkheid en rust te brengen in elke stap die je samen zet.